De eerste indruk die Stephanie-Joy Eerhart achterlaat? Die van een ongelooflijk vrolijke stuiterbal. Ze straalt een en al levenslust uit en onderstreept dit met een luide lach: “Ik ben gezellig, ik ben luid, eigenlijk kun je niet om me heen. Ik geloof niet dat mijn collega’s me ooit in een slecht humeur hebben gezien.” Een ander opvallend kenmerk is haar tomeloze ambitie. Stephanie heeft zojuist haar tweede hbo-bachelor management in de zorg afgerond, terwijl ze fulltime werkt als projectleider bij de directie van het Leger des Heils en tevens als afdelingsmanager bij een abstinente woonvorm. Om het plaatje compleet te maken, houdt ze haar huishouden draaiende. Stephanie: “Daarbij ben ik ook nog actief in de kerk, wat al met al voor vier zware jaren heeft gezorgd, maar dat heeft me er niet minder vrolijk op gemaakt.” Haar carrière bij het Leger des Heils begon als stagiaire in de maatschappelijke opvang. “Met de voeten in de klei.” Haar toewijding viel meteen op. “Een van de deelnemers, zoals wij cliënten hier noemen, gaf me een T-shirt met ‘ambition’ erop. Hij zei: ‘Voor als je bent afgestudeerd’. Dat T-shirt heb ik altijd bewaard, tot op de dag dat ik het aan kon trekken.”
Turbulent verleden
Stephanie-Joy’s huidige leven vormt een krachtig contrast met het turbulente verleden dat ze achter zich heeft gelaten. Op haar veertiende werd ze uit huis geplaatst, waarna ze steeds verder wegzakte. Ze raakte verstrikt in een neerwaartse spiraal van harddrugs en bracht vijf jaar door te midden van dak- en thuislozen en drugsverslaafden, voornamelijk in de nacht- en dagopvang van het Leger des Heils. Twee boeken vertellen haar aangrijpende reis: Pappie’s kleine meid slaapt op straat, Littekens van de straat. In de bundel van die twee boeken: Pappie’s kleine meid slaapt niet meer op straat beschrijft Stephanie-Joy ook haar ruwe start in het leven. Op jonge leeftijd kreeg ze een ernstige oorontsteking, wat leidde tot slechthorendheid en speciaal onderwijs. Een noodlottig auto-ongeluk als kind verbrijzelde haar voet, waardoor ze gehandicapt raakte. “Ik kon niet zijn als leeftijdsgenootjes”, vat ze droog samen.“Dat klinkt voor mijn ouders waarschijnlijk onverdraaglijk, omdat ze alles hebben gedaan wat in hun vermogen lag om ervoor te zorgen dat de randvoorwaarden goed waren. Het lukte mijn ouders niet om mij emotioneel te steunen in het dragen van mijn handicaps en de harde maatschappij. Ik miste het gevoel van veiligheid in mezelf en in de mensen om mij heen.”
Geloof is mijn ijkpunt
Tijdens haar tienerjaren voelde Stephanie zich diepongelukkig en geïsoleerd. Ze kreeg het stempel borderline en ontwikkelde anorexia. “Voor mijn gevoel stond ik al 1-0 achter in het leven. Ik schaamde me voor mijn littekens en worstelde met het gevoel nergens bij te horen.” Rond haar veertiende vertrouwen Stephanie’s ouders haar toe aan de hulpverlening in de hoop dat die haar kunnen helpen. Omdat dit zo slecht geregeld is, gaat het steeds verder bergafwaarts. Ze is 18 als ze dakloos langs de straten van Haarlem zwerft in haar zoektocht naar aandacht, geborgenheid en liefde. Maar dit verhaal neemt een inspirerende wending: het meisje met de rode haren en wijde skatebroek vond de innerlijke kracht om haar dakloze bestaan achter zich te laten, en het geluk te vinden. Maar wat maakt Stephanie-Joy anders? Waarom lukte het haar om een tweede kans te creëren en te grijpen in het leven, terwijl anderen daar misschien niet in slagen? Ze licht toe: “Het geloof is echt mijn ijkpunt geweest. De boodschap die ik in de kerk heb meegekregen, luidde: herstel is altijd mogelijk. Je kunt opnieuw beginnen, vergeving ontvangen, vergeving schenken aan de mensen om je heen, en bevrijd worden, bijvoorbeeld van zelfdestructie.” Voor Stephanie-Joy is het geloof de rots geworden waarop ze haar leven heeft gebouwd. “Voorheen was ik als een bodemloze put; je kon me aandacht geven en me knuffelen, maar het was nooit genoeg. Ik heb zelfs letterlijk rechtopstaand tegen de rug van een medewerkster in de dag- en nachtopvang van het Leger des Heils geslapen, omdat ik niet wilde loslaten. Maar uiteindelijk is er wel een bodem gekomen, omdat ik weet dat God er altijd is. Ik weet: Hij stuurt altijd wel weer mensen op je pad die je iets kunnen bieden, aan wie je je kunt spiegelen of van wie je kunt leren. God heeft ons aan elkaar gegeven als mens.”
Een kaartje, een roos…
Stephanie-Joy heeft in de kerk geleerd over onvoorwaardelijke liefde en steun, en dat het altijd weer terugkomt. “Vroeger, als mijn favoriete hulpverlener vertrok, stortte mijn wereld in. Maar nu, op mijn werk, kan het bijvoorbeeld een fantastische leidinggevende zijn die vertrekt. Mijn wereld stort daardoor niet meer in; in plaats daarvan voel ik dankbaarheid voor de tijd die ik met die persoon heb gehad en voor de lessen die ik heb geleerd. Ik vraag God om te voorzien in wat ik nodig heb in een nieuwe leidinggevende, en ik vertrouw erop dat dit op een bepaalde manier weer in mijn leven zal verschijnen.” Stephanie-Joy’s vastberadenheid bracht haar naar liefde, een eigen huis, statige diploma’s, en een geweldige baan bij het Leger des Heils. “Het mooie aan mijn werk vind ik de ruwheid en echtheid ervan. Geen dag is hetzelfde. Je voelt jezelf ook altijd anders als je mag bijdragen aan het geestelijk welzijn van mensen. Ik denk dat elke hulpverlener dat wel herkent”, zegt Stephanie-Joy. Ze voelt zich nauw betrokken bij de mensen die ze ondersteunt. “Sensitiviteit en medemenselijkheid zitten vaak in kleine dingen, zoals een kaartje sturen of aanwezig zijn bij een bijeenkomst als iemand een jaar clean is. Zo’n gebaar van betrokkenheid, zoals een kaartje, een roos, een knuffelbeertje of namens het team een taartje geven aan iemand die een nieuwe baan heeft, laat zien dat je om de ander geeft. En jammer dan dat je het zelf betaalt, haha. Ik herinner me ook mijn eigen ervaringen met mooie hulpverleners. Zo was er iemand die nachtdiensten draaide en bitterballen voor ons aan het frituren was. Het leven was normaal. In plaats van: ‘Jij bent de cliënt, ik ben de medewerker, en dit is hoe je je hoort te gedragen’.”
Het leven gaat verder
Stephanie-Joy benadrukt dat ze hier zonder haar geloof niet had gestaan. “Zonder christen te zijn geworden, was ik nooit in staat geweest om door het afkickproces te gaan en mezelf te leren kennen. In een breder perspectief gaat het er ook om het slachtofferschap los te laten, verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen leven. Ja, je hebt erkenning nodig voor de pijn van je gebroken vleugels, maar daarna gaat het leven verder. Hiermee wil ik absoluut niet bagatelliseren. Doorleef je pijn en werk aan herstel. Dat vergt kracht en moed, maar herstel is een werkwoord. Op een dag ben je hersteld en dan is het leven gewoon het leven. Dan ben je niet meer een ex-gothic, ex-anorexiapatiënt, ex-dakloze, ex-psychiatrische patiënt. Ik ben een kind van God. Je kunt je identiteit niet ophangen aan je gedrag of symptomen. In de eerste plaats ben je een geliefde dochter, collega of moeder. Dus vind de veerkracht om de wereld weer met vertrouwen tegemoet te treden. Je bent geen slachtoffer, je bent een overlever. Dat is wat ik heb geleerd.” Ze was onlangs in New York met haar werkgever om met eigen ogen te zien hoe ervaringsdeskundigheid in de zorg wordt ingezet. “Daar kwamen we in een crisiscentrum en daar zei een therapeut: hier vragen we niet wat er allemaal met u aan de hand is, maar hier vragen wij: wat heeft ervoor gezorgd dat u hebt overleefd, dat u bent blijven staan, wat zijn uw overlevingsvaardigheden? Nou, ik viel bijna van mijn stoel. Dat is hoe we de verslavingszorg zouden moeten benaderen. Wat maakt dat je hier nog bent en dat je het hebt overleefd? Wat ben je eigenlijk een vechter dat je in jouw situatie nog zo in het leven staat. Een totaal andere benadering dan: je bent ziek, verslaafd en dakloos, kom hier, we lossen het wel voor je op.”
Wat een gesodemieter
Stephanie-Joy zei ooit dat haar grootste angst in de tijd dat ze dakloos was, was om een burgertrut te worden. “Ik dacht: ja hoor, dan sta ik straks mijn aardappeltjes te schillen of mijn stoofpeertjes te stoven met mijn hondje, kijkend naar het NOS Journaal, en morgen doe ik het hele riedeltje weer. Maar als je eenmaal ontdekt dat je als burgertrut dus altijd vrolijk bent en dat je geen cocaïne, speed of xtc nodig hebt om je goed te voelen, dan wil je nooit meer terug.” Ze vervolgt: “Ik reis heel graag; mijn vrouw en ik zijn al naar 22 landen geweest. Dat is ook een kick, maar het is een nuchtere opwinding. Het burgertruttenleven is een bestaan waarin je emotioneel stabiel bent en niet afhankelijk bent van middelen. Je denkt dat je zo’n fantastisch leven hebt met de kicks van drugs en je buitengewone ervaringen, en dat je in elk geval niet zoals iedereen met de stroom meegaat, maar uiteindelijk sta je wel aan de zijlijn.” Stephanie-Joy is al jaren gelukkig met haar grote liefde, een ex-hulpverleenster van toen ze begeleid woonde en de sprong maakte naar een eigen onderkomen. “Destijds wisten we geen van beiden dat de ander op vrouwen viel. Zij was getrouwd met een man en had een gezin, en ik had mijn liefde voor vrouwen in de kast gestopt, omdat ik dacht dat dat niet was zoals God het bedoeld had. Toen kwamen we elkaar een jaar later tegen en we gaven elkaar een knuffel, en het was als een bliksemschicht. We zakten allebei door onze benen, letterlijk, en ik ving haar op. Dat was heel bijzonder. We dachten toen: wat een gesodemieter. Zij was net gescheiden en ik was net zelfstandig gaan wonen, en ze was mijn oud-hulpverlener. We hebben gebeden dat onze gevoelens weg zouden gaan. Het enige wat er gebeurde, is dat we alleen maar dichter bij elkaar kwamen. En nu zijn we al elf jaar heel gelukkig met elkaar. In 2017 zijn we getrouwd in een kasteel, echt een Pinterestachtig huwelijk met alles erop en eraan.” Ze besluit: “Ik zou niet zeggen dat het is zoals God het bedoeld heeft, maar ik geloof ook niet dat God mij minder liefheeft nu ik met een vrouw getrouwd ben, of dat ik daardoor niet meer onder Zijn zegen leef. God heeft ons niet voor niets een vrije wil gegeven. Maar ik ben wel heel nieuwsgierig als ik op een dag voor God kom te staan wat Hij daarover te zeggen heeft.”