Later als we groot zijn, zijn we oneindig rijk
Alleen al aan momenten, want centen had ik altijd
Genoeg voor een rondje in de kroegen op het plein
Iedereen zichzelf en iedereen vrij
Het komt steeds dichterbij. Ik zweef met mijn gevoel tussen angst en dankbaarheid. Tussen filosofie en boerennuchterheid. Vastberaden om het allemaal eindelijk eens anders te doen en gelaten achterover leunend een wijntje drinken en denken: ‘Het is wel goed zo’. Oftewel: Ik word 50. Ik dwing mezelf erover na te denken, omdat ik voor het eerst in 20 jaar een verjaardagsfeestje geef. Toen ik 30 werd, deed ik dat om afscheid te nemen van de mooie tijd. Ik had een grote vriendengroep, wij waren de ontdekkers van festivals en feestjes, kenden álle muziek van vroeger tot nu. De nineties waren van ons geweest en we hadden de aarde met succes het nieuwe millennium in gedraaid. Vanaf die dag zou het allemaal minder worden. Wég jeugd. Wég gezelligheid.
Later kwam er altijd wel een of andere vrouw bij
Maar ik kon toen nog geen man zijn en ik raakte ze allemaal kwijt
Jonge jongens dronken, dan vergat ik weer de tijd
Was ik weer vrijgezel en iedereen blij
Er waren verschillende omslagpunten. Verschillende vrienden, collega’s, situaties en liefdes leiden je verschillende kanten op. Tot hier. Vandaag. Tot wie je nu bent. Moest het zo zijn? Was het voorbestemd? Ik heb het me altijd afgevraagd. Ik werd pas laat volwassen. Als ik het überhaupt geworden ben. Rond mijn dertigste gingen vrienden een voor een trouwen. Kort daarna kwamen er nieuwe kindjes op de wereld. Ik zong voor ze in de kerk en op bruiloften, maar zag mezelf niet zo staan. Romantisch vond ik het wél. We schreven liedjes over hoe mooi het allemaal kan zijn, zo samen voor altijd. Een trouwlied voor m’n broer, eentje voor het pasgeboren zoontje van een van mijn vrienden. Als ik ze zong, ging het ook een beetje over mij, in het echte leven niet. Ongemerkt gingen er nóg tien jaar voorbij, waarin ik zong en fantaseerde, en het echte leven voor me uit duwde zonder ergens verantwoordelijkheid voor te nemen. Totdat ik die ene tegenkwam, die blijkbaar móest komen voor mij. Diegene die mij kinderen gaf. Kinderen die ook móesten komen. ondanks mijn eerdere twijfel. We kregen er samen drie, van wie we Donna moesten verliezen. Was dat voorbestemd? Moest dat zo zijn? Dát wil ik niet geloven. Maar het heeft ons gemaakt tot wie we zijn. Het zit in m’n rimpels en steeds grijzer wordende haar, waarmee ik glimlachend mijn oude schoolplein oploop met aan iedere hand een kind.
Daar gaat ’ie op het schoolplein, zo stronteigenwijs
Van wie zou hij dat hebben? Iets van jou, een beetje van mij
Die ogen vol verwondering, die oeverloze reis
Kon ik maar even ruilen, zeg ik altijd
Mijn kleine meid houdt van dansen en zingen. ‘Als zij later niet op het podium klimt, weet ik het niet meer.’ Heb ik al honderd keer gezegd. Mijn eigen Marilyn Monroe. James (6) gaat ons meenemen naar Spanje met z’n voetbalkunsten. Hij voetbalt nu een jaar en ik weet het ondertussen zeker. Als hij naar bed gaat, oefen ik vast Spaanse woordjes en als hij slaapt, kijk ik naar villa’s in Madrid.
Als vader mag je trots zijn, en schreeuwen als ‘ie de bal krijgt
In de regen langs de zijlijn, met die ouwe vrienden van mij
Bijna niet veranderd. Beetje dikker, beetje grijs
Dan denk ik bij mezelf: Wat ben ik toch rijk
Een van mijn vrienden heeft ’toevallig’ ook een zoon die volgens hem later bij Real Madrid gaat voetballen. Langs de lijn fantaseren we over onze toekomstige emigratie. In mijn achterhoofd weet ik: dat kan natuurlijk niet. Twéé van deze kleine jongens die later bij Real Madrid voetballen… Zijn zoontje gaat het dus niet worden. Ik gooi het gauw over een andere boeg: ‘Binnenkort word ik 50 en ik wil al m’n ouwe gabbers uitnodigen en de hele avond doen alsof we dertig zijn. Maar dan met de wetenschap dat het nu – twintig jaar later – allemaal goedgekomen is’.
Fijne feestdagen, Jan.
Tekst uit het lied: Ik heb m’n leven lief – 3JS