Twijfels
Irene Otto (56), getrouwd en moeder van een inmiddels volwassen zoon, vond de overgang naar het moederschap best zwaar. ‘Ik vond het pittig. Zo’n kleine die heel afhankelijk van je is. Ook heb ik niet zo’n fijne bevalling gehad en was ik vreselijk moe. Als ik foto’s van mezelf terugzie uit die tijd, zie ik iemand die zo wit als een vaatdoek was. Ik ga slecht op te weinig slaap. En als je dan een kind hebt dat geen makkelijke slaper is, gaat dat je niet in je koude kleren zitten.’ Irene twijfelde daarom lang of ze een tweede kind wilde. ‘Elke keer als ik dacht dat ik er wel uit was, bleef ik maar twijfelen en hakte ik een knoop door van ‘toch maar niet’. Vervolgens bleef het even rustig en dan begon ik na een halfjaar weer te twijfelen. Zo heb ik 7 jaar door geëmmerd. Tot ik uiteindelijk bij een psycholoog ben geweest.’ Door de gesprekken met de psycholoog kwam Irene tot het inzicht dat ze een tweede kind wilde, maar het niet durfde. Uiteindelijk realiseerde ze zich dat haar situatie nu heel anders was en een tweede zeker welkom was.
Miskramen
‘Intussen was onze zoon bijna acht en hadden we de knoop doorgehakt. Ik was 36 en werd vrij snel zwanger. Vanwege mijn leeftijd kwam ik in aanmerking voor prenatale onderzoeken. Die hebben we toen laten doen.’ Destijds was de NIPT-test nog niet beschikbaar, dus koos Irene voor een vlokkentest. ‘De uitslag daarvan was goed. Op dat moment laat je je zorgen dan eigenlijk varen. Maar twee weken later kreeg ik ineens bloedverlies. Ik was toen vijftien weken zwanger. Met een echo kwamen we tot de ontdekking dat het kindje al twee weken niet meer groeide.’ Irene kan het inmiddels met droge ogen vertellen, maar is lang pijnlijk gebleven. ‘Ik zat te wachten op de eerste tekenen van leven en de eerste schopjes, in plaats van bloedverlies. Dat was heel bizar.’
De nasleep was heel pittig, maar Irene haar omgeving was heel lief voor haar. ‘Ik kreeg heel veel begrip. We hadden ook al snel zo iets van: ‘het kan gebeuren, we hebben pech gehad, en we gaan er weer voor’.’ Ook deze keer raakte Irene vrij snel in verwachting. Helaas kwam het stel met elf weken erachter dat dit kindje niet verder was gegroeid dan negen weken.
Pech?
Nadat Irene voor de tweede keer een miskraam had te verwerken, kreeg ze onderzoeken aangeboden vanuit het ziekenhuis, maar daar kwam niks uit. De gynaecoloog zei: ‘Er is niets wat een gezonde zwangerschap in de weg staat’, vertelt Irene. Echter, zij dacht er anders over: ‘Ik dacht: dat is er wel, maar jullie kunnen het gewoon niet vinden. Dit gebeurt niet zomaar. Eén keer kun je dat voor jezelf nog een beetje accepteren met het gevoel van ‘we hebben pech gehad’, maar twee keer achter elkaar? Dan denk ik: daar is meer aan de hand dan pech, tenminste zo voelde het voor mij. Al kan het net zo goed pech zijn.’
Een punt erachter
Irene had al snel het gevoel dat ze dit niet nog een keer wilde doormaken, ze wilde blij kunnen zijn met wat ze al had. ‘We waren intussen al 8 jaar met z’n drieën een fijn gezinnetje. Ik wilde niet het leven van mezelf, ons en onze zoon in het teken zetten van wat er niet was, door heel veel bezig te zijn met maar weer zwanger willen worden.’ Ze besloot er een punt achter te zetten. Tenminste, dat dacht ze. ‘Het bleek eigenlijk meer een komma dan een punt. Op dat moment denk je: ik zet een streep eronder. Maar in de jaren daarna kwam het toch steeds weer terug. Dat was in 2005, dus alweer 20 jaar geleden.’ Uiteindelijk bleef het toch bij een punt.
Studie
Irene begon twee jaar later met een studie. Ze werkte toen nog als boekhouder, een baan waar ze min of meer ingerold was, omdat ze goed was met cijfers. ‘Het werk ging me gemakkelijk af. Ik had het hartstikke naar mijn zin met mijn collega’s,’ vertelt ze. Maar toen ze halverwege de dertig was en de veertig in zicht kwam, begon ze zich af te vragen: ‘Ga ik dit werk tot mijn pensioen blijven doen? Nou, ik denk het eigenlijk niet.’ Dat leidde ertoe dat ze besloot een studie te beginnen voor psychosociaal therapeut.
‘Op dat moment liep ik nog met de gedachte om me te verdiepen in de impact van werk op mensen, maar niet in de richting van werkgevers of loopbaancoaching, maar echt vanuit het perspectief van de mens, de werknemer. Dat was heel sterk mijn idee, want ik vond het erg interessant en mooi om daar mensen mee te kunnen helpen.’ Irene wilde in elk geval niets met miskramen te maken hebben, want dat kwam veel te dichtbij.
Tegen wil en dank geheeld
‘Tijdens mijn vierjarige opleiding ben ik, tegen wil en dank, geheeld. Je neemt tijdens zo’n opleiding deel aan leertherapieën en trainingsweekenden en bent natuurlijk een proefcliënt voor anderen. Dan komt dat onderwerp toch snel ter sprake, en raakte het me weer. Door de dingen die me daarin overkwamen ben ik toch stukje bij beetje geheeld.’
In het derde jaar van haar studie moest Irene een werkstuk schrijven over het thema leven en dood. Ze besloot om over haar miskramen te schrijven. Terwijl ze bezig was, kwam ze tot een inzicht. ‘Ik dacht: wat doe ik nou eigenlijk moeilijk? Dit, dit is wat ik gemist heb: psychische ondersteuning. Dit is wat ik voor een ander kan betekenen en waarmee ik voor iemand anders het verschil kan maken.’ Ze besloot toch die richting op te gaan, al had ze dat eerst niet gedacht. Ze schreef haar scriptie over rouwen om een miskraam en startte daarna haar praktijk.
Persoonlijke ervaring als kracht
Irene heeft van haar persoonlijk ervaring haar werk gemaakt en dat is misschien wel haar kracht. ‘Dat is ook wel één van de dingen die ik veel van mijn cliënten hoor; dat ze dat stukje persoonlijke ervaring heel prettig vinden. Je hebt een ander gesprek met iemand die het ook heeft meegemaakt, dan met iemand die alleen theoretische kennis heeft over rouw. Je hebt aan een half woord genoeg.’ Daarnaast beschikt Irene ook over het professionele stuk waardoor ze mensen gericht kan helpen.
Stilte en gevoelens rondom miskramen
Veel vrouwen ervaren na een miskraam een achtbaan van emoties. Irene ziet dit terug in haar praktijk. ‘Het lastige is vaak: je bent verdrietig om het kindje dat je hebt verloren en tegelijk loopt ook je kinderwens er doorheen. En daar komen allerlei gevoelens bij kijken. Verdriet, gevoelens van falen en jezelf afvragen: waarom kan mijn lichaam niet wat bij anderen wel lijkt te lukken? Je kunt ook te maken krijgen met schuldgevoelens, of het gevoel dat je lichaam je in de steek heeft gelaten.’
Een ander moeilijk aspect is dat sommige vrouwen goed met hun partner erover kunnen praten, en anderen soms niet omdat hun partner er op een heel andere manier mee omgaat. Verder merkt Irene dat er een zwijgcultuur rond dit thema heerst. ‘We hebben nog steeds dat vage idee van dat we alleen na die eerste twaalf of dertien weken mogen vertellen dat we zwanger zijn. Of dat je met anderen deelt dat je een miskraam hebt gehad.’ Toch begrijpt ze goed dat het kan voelen als falen en het daarom niet makkelijk is om erover te praten.
Onverwacht verdriet
Irene werkt op een doelgerichte manier. Haar online programma, in combinatie met persoonlijke gesprekken, ziet ze als de sleutel tot resultaat. Daarnaast leert ze haar cliënten omgaan met plotseling verdriet. ‘Veel mensen vinden het heel moeilijk dat verdriet je soms onverwachts kan overvallen in bepaalde situaties. Bijvoorbeeld als iemand onverwacht vertelt dat ze zwanger is. Dat kan je heel erg raken en dat is dubbel en ingewikkeld. Aan de ene kant wil je blij zijn voor de ander, maar aan de andere kant doet het jou ook pijn, omdat je zelf ook graag een kind wilde.’
Natuurlijke jaloezie
‘Sommige cliënten begeleid je wat langer, waardoor je bijna een vriendschappelijke band met hen opbouwt. Dat is wel heel bijzonder’, vertelt Irene. Toch is het niet altijd makkelijk. Zo gaf ze een workshop over je lichaam weer vertrouwen aan een groep van zes dames, die toevallig allemaal nog in de reis naar hun eerste kind waren. Normaal gesproken deelt Irene na het voorstelrondje haar eigen verhaal, maar deze keer vond ze dat moeilijk. ‘Nu moet ik vertellen dat ik wél een kind heb’, dacht ze. ‘Ik heb het natuurlijk wel verteld en daarna vroeg ik hoe het voor hen was om dat te horen. Hieruit ontstond een heel mooi, verdiepend gesprek.’ Ze voelden, geheel begrijpelijk, enige natuurlijke jaloezie, maar hoorden ook terug: ‘Het is fijn om te horen dat het wel kan’, al is het natuurlijk nooit voor iedereen een garantie dat het goedkomt.
Overleden oma en ongekende kindjes
De naam van Irene’s praktijk leidt soms tot verwarring. Zij heet immers Irene, maar haar praktijk heet Janna. Een naam met een bijzonder verhaal. ‘In de periode dat ik mijn miskramen doormaakte, overleed mijn liefste oma Jansje. Op de dag van haar crematie stond ik ‘s morgens met weer een positieve zwangerschapstest in mijn handen. Op dat moment had ik heel erg het gevoel: als dit een meisje wordt, wil ik haar naar mijn oma vernoemen. Maar het liep anders, want die zwangerschap liep mis. Het is me meerdere keren gebeurd, tijdens leertherapieën of geleide meditaties in trainingsweekenden, dat ik mijn oma voor me zag met mijn, ik noem het altijd ‘ongekende kindjes’, op schoot. Voor mijn gevoel zijn ze met elkaar verbonden en zorgt mijn oma voor ze. Of het echt zo is, maakt niet uit, maar voor mij voelt het zo en dat is gewoon een hele grote troost.
Toch heeft ze haar oma kunnen vernoemen aan een ander ‘kindje’. ‘Toen ik na mijn studie mijn praktijk ging opzetten, was ik echt op zoek naar een naam. Ik kwam er maar niet uit, totdat ik op gegeven moment een ingeving kreeg: Waarom verbind ik de naam van mijn oma niet aan mijn praktijk? Ik legde het voor aan een paar studiegenoten en die waren ook enthousiast. Nu, jaren later, is mijn praktijk mijn tweede kindje geworden. In de zin dat ik daarin mijn levenservaring en wijsheid kan doorgeven.’
Toekomstwens
Hoewel de psychosociaal therapeut merkt dat er in de media steeds meer aandacht is voor miskramen, vindt ze dat het vaak te oppervlakkig blijft. Het mag van haar wat minder oppervlakkig. ‘Nu gaat het vaak over celebrities: ‘Die en die heeft een miskraam gehad, wat verdrietig.’ En een paar maanden later is het: ‘Nu zijn we zwanger, alles gaat goed, joepie’. Het lijkt hierdoor alsof het altijd goed afloopt, maar dat is niet de realiteit voor iedereen. Niet iedereen krijgt daarna een kindje of nog een kindje. Het is belangrijk dat ook die verhalen worden gehoord. Daar valt echt nog een wereld te winnen.’ Volgens Irene is zoveel mogelijk erover praten dé oplossing. Met haar praktijk, dit interview en het schrijven van een boek wil ze bijdragen aan meer aandacht voor dit thema.
Benieuwd naar haar website? Kijk dan op: https://www.praktijkjanna.nl/