Wat je eerst moet weten is dat niet alle kaas heeft dezelfde hoeveelheid lactose. Kaas wordt gemaakt met stremsel en melkzuurbacteriën. Melkzuurbacteriën ‘eten’ die lactose op. En hoe ouder de kaas, hoe meer melkzuurbacteriën, en hoe minder lactose er overblijft. Hoe langer de kaas dus heeft gerijpt, hoe groter de kans dat je ‘m kan eten als je lactose-intolerant bent. Het is zelfs zo dat in veel oude kazen helemaal geen lactose meer aanwezig is, die is dan volledig opgenomen door de melkzuurbacteriën. Dat scheelt!
Kies voor oude kaas
Oude, harde kazen zijn daarom de beste keuze als je lactose-intolerant bent. Hierbij kun je denken aan Parmezaanse kaas, Goudse kaas en Zwitserse kaas. Als je intolerant bent voor lactose kun je maar beter uit de buurt blijven van jonge kazen als feta. Over het algemeen barsten die van de lactose. Een goede tip om te kijken of er veel lactose in kaas zit is om te kijken naar de koolhydraten. Een kaas met weinig koolhydraten per 100 gram bevat weinig lactose. Terwijl kazen die rijk zijn aan lactose, meer dan 5 gram koolhydraten per 100 gram bevatten. Zo pik je de juiste kaas uit het schap!
